In 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd van de landelijke overheid naar de gemeenten. Het doel van deze decentralisatie jeugdzorg was en is om de zorg dichterbij huis en daarmee bij het kind te brengen. Uitgangspunt is dat dichterbij ook betekent dat er meer zicht is op de hulpvragers.

Tegelijkertijd werd er een budgetkorting toegepast. In 2015 was dat € 120 miljoen, in 2016 € 300 miljoen en vanaf 2017 gold een structurele korting van € 450 miljoen. Op een macrobudget van circa € 3,6 miljard betekent dat over de achtereenvolgende jaren een korting van ongeveer 3,5%, 8,5% respectievelijk 12,5%.

Zorg decentraliseren als uitgangspunt is goed, maar als je het doet in combinatie met bezuinigingen dan kom je ergens in de knel. Je moet namelijk op veel meer plekken organisatorische maatregelen nemen om het te laten werken dan wanneer je dat op een plek organiseert.

De aanloopperikelen waren er dan ook. Gemeenten (regio’s) waren hier niet op voorbereid en voor uitgerust en moesten het wiel uitvinden. Inhoudelijk en organisatorisch.

Ik herinner me nog dat veel zorgverleners soms een jaar (!) moesten wachten op uitbetaling van hun declaraties. Veel kleinere zorgverleners, zoals psychologen met een eigen praktijk, besloten om geen jeugdigen meer te helpen omdat zij in financiële problemen kwamen.

Gemeenten hebben er ruim 5 jaar over gedaan om het organisatorisch op de rit te krijgen en nu is men gestart om die bezuinigingen waar ik eerder over sprak te gaan compenseren. De gehele jeugdzorg kampt met grote tekorten.

Binnen de jeugdzorgregio’s zie ik een nieuw uitgangspunt ontstaan: hoe minder zorgaanbieders, hoe lager de kosten.

... dit artikel lees je helemaal op Leertalent.nl.